Het instrument
De bonang bestaat uit een dubbele rij bronzen keteltjes, een soort miniatuur gongs met een relatief brede rand.
De keteltjes liggen in twee rijen met hun open kant op telkens twee koorden die in het platte onderstel zijn gespannen. In het onderstel lopen de koorden door gaten in dwarsbalkjes die tussen ieder stel keteltjes gemonteerd zijn.
In de slendro stemming zijn er 2x 6 keteltjes die twee octaven beslaan plus twee extra hoge tonen 1 en 2 (in Yogya vaak 2x 5 keteltjes, door de lage 1 en de hoogste 2 weg te laten). In de pelog stemming zijn er 2x 7 keteltjes, die precies twee octaven beslaan.
Twee soorten bonangs
Er zijn twee bonangs: de bonang barung en de bonang panerus die een oktaaf hoger klinkt. Omdat deze instrumenten ieder een bereik van twee octaven hebben is er een overlap van één octaaf (plus twee tonen in slendro), zie het diagram voor bereik en notatie.
De speler zit aan de lange kant van het instrument met het laagste van de twee octaven in de rij recht voor zich en het hogere octaaf in de rij erachter. De keteltjes van het hoge octaaf zijn kleiner van diameter maar iets hoger gebouwd dan die van het lage octaaf.
In slendro liggen de keteltjes meestal zo:
6 | 5 | 3 | 2 | 1 | 2 |
1 | 2 | 3 | 5 | 6 | 1 |
en in pelog zo:
4 | 6 | 5 | 2 | 1 | 7 |
7 | 1 | 2 | 5 | 6 | 4 |
Speelwijze
De keteltjes (ook wel potten genoemd) zijn zo gerangschikt dat het spelen van het hoge octaaf wordt vergemakkelijkt door de handen gespiegeld vanuit het midden te bewegen. Het middelpunt ligt bij de toon 3. Omdat de keteltjes los op de koorden liggen staat het de speler vrij om de ligging van de keteltjes aan te passen aan de speelbaarheid van een gegeven partij.
Het volume
In harde passages klinkt de bonang boven alle andere gamelan instrumenten uit, te vergelijken met de koperblazers. Omdat hard spelen op dit instrument veel makkelijker is dan zacht spelen is het goed als de componist hierop bedacht is.
Slendro & pelog
Ronde houten stokken
De keteltjes worden bespeeld met ronde houten stokken die met koord omwonden zijn, één in iedere hand.
Dempen gebeurt door met de stok tamelijk voorzichtig op de knop van de keteltjes te drukken. Hier geldt hetzelfde verhaal als bij alle gamelan instrumenten, namelijk dat de bouw en de speelwijze van de instrumenten zijn ontwikkeld voor het traditionele repertoire. In een moderne compositie moet rekening gehouden worden met de maximale snelheid en grootte van intervallen waarbij het raak slaan en dempen van de instrumenten mogelijk is. Zolang de handen van de speler enigzins regelmatig bewegen is de bonang redelijk snel te bespelen. Vooral de fysieke afstand tussen opvolgende aangeslagen keteltjes bepaalt de maximum snelheid. Hierbij is dempen het eerste slachtoffer.
Kecekan-techniek
Behalve de normale slag met de omwonden stok op de knop van de bonangketel is het ook mogelijk met de houten punt van de stok naast de knop te slaan, waarmee een helder “kopergeluid” wordt geproduceerd. Deze techniek die kecekan heet en standaard wordt toegepast bij de reyong, de Balinese tegenhanger van de bonang, is een welkome toevoeging aan het klankpalet van de bonang. Er kan op deze manier zowel ongedempt als gedempt gespeeld worden, door de stok op de keteltjes te laten liggen, en er kan ook worden afgewisseld met dempen met de andere hand.
In westerse notatie wordt open (ongedempt) spelen genoteerd met een o boven de toon en gedempt spelen met een ø.