Het instrument
De kenongketel is een drie maal zo grote versie van het bonangketeltje . Door de afmeting is er maar ruimte voor 6 ketels, per twee opgehangen in een eigen onderstel en met een toonbereik van 2 tot en met 2.
De onderstellen van de kenong staan in een halve cirkel om de kenongspeler opgesteld. Twee extra keteltjes, de ketuk en de kempyang die veel kleiner zijn en die ook samen een onderstel delen, completeren het instrumentarium van de kenongspeler. De ketuk is bijna niet van een bonangketeltje te onderscheiden, terwijl de kempyang een helder klinkende miniatuur kenongketel is.
Al deze ketels liggen op een kruislings gepannen koord in het onderstel. De kenongs hebben relatief een nog wat bredere rand dan de bonang en produceren daardoor nog meer boventonen. Zij benaderen daardoor het klassieke bronzen klokgeluid, zij het met een korte naklank. Ook de stok is een vergrote versie van de bonangstok. Omdat deze grotere en zwaardere stok met hetzelfde koord is omwonden als de bonangstok is dit windsel relatief ten opzichte van de houtmassa dunner en heeft de kenong een zeer geprononceerde aanslag.
traditionele gamelan
De kenong, ketuk en de kempyang worden in de traditionele gamelanmuziek gebruikt om de melodielijn om de respectievelijk 8, 4 en 2 tonen te markeren, in het ritme p t p kp p t p kn. Hierbij staat kp voor kempul en kn voor kenong. De ketuk wordt daarbij met een driedelige snel uitstervende roffel bespeeld en de kenong wordt ná de tel aangeslagen.
Twee stokken
De kenong kan met twee stokken tegelijk worden bespeeld. Omdat de kenongketels ongeveer 50 á 70 cm uit elkaar staan en de knop relatief klein is op deze afstand, valt het niet mee de zware stokken in een hoog tempo tussen de ketels te verplaatsen en goed gearticuleerd de knop te raken, zeker niet als er gesprongen moet worden. Ook hier geld weer dat de componist zich het beste van te voren op de hoogte kan stellen als er een virtuoze kenongpartij geschreven gaat worden.
Slendro & pelog
Speelwijze
Hoewel de kenong kort naklinkt is er wel degelijk iets te horen na de aanslag en kan dempen nodig zijn. Dit gebeurt op dezelfde manier als bij de bonang door de stok zachtjes op de knop te duwen, hoewel de zware ketels alleen volledig stil te krijgen zijn door de hele ketel vast te pakken.
De ketuk is sterk verwant aan de bonang en kan ook met kecekan bespeeld worden. Bij een speciale variant gebruikt één hand de stok en wordt met de andere hand gedempt door de vlakke hand op het keteltje te leggen. Door beide handen af te wisselen kunnen interessante ritmische patronen worden gecreëerd.