Notatie

Compositie aanwijzingen voor de Javaanse Gamelan

Bezetting en toonhoogten

De gamelan kent twee verschillende stemmingen: slendro (pentatonisch) en pelog (heptatonisch). Beide stemmingen wijken wezenlijk af van de westerse welgetempereerde stemming. Een volledige gamelan bestaat uit 2 groepen instrumenten, een voor elke stemming. De klank van de slendro- en de pelog-instrumenten vind je bij de beschrijving van de verschillende instrumenten. 
Een overzicht van het toonbereik van slendro (pdf) of pelog (pdf) is hier te downloaden.

 

Ensemble Gending bestaat uit 10 musici en speelt meestal op de slendro gamelan, waarbij eventueel pelog instrumenten worden toegevoegd als de componist beide stemmingen wil gebruiken.

 

Hoewel het westerse notenschrift deze stemmingen niet accuraat kan weergeven gebruikt Ensemble Gending toch de westerse notatie om de partijen te kunnen noteren en te interpreteren. Hierbij is de partij een soort tabulatuur en representeert dus geen exacte weergave van de toonhoogtes.

Bovendien kennen de bronzen gamelan instrumenten geen intonatie mogelijkheid, dus over de exacte toonhoogte kan ook geen misverstand ontstaan (behalve bij de rebab, een arabische viool, en de suling, een houten fluit, hierover later meer). Ook omdat gamelans onderling juist wel degelijk van stemming kunnen verschillen is een gestandaardiseerde notatie de meest praktische oplossing, omdat wel altijd ruwweg dezelfde verdeling in intervallen wordt aangehouden.
 Ensemble Gending prefereert geoctaveerde notatie voor hoge en lage instrumenten, zodat partijen voor hoge en lage leden van eenzelfde instrumenten familie hetzelfde notenbeeld opleveren, dat bovendien makkelijker te lezen is en minder ruimte inneemt op de lessenaar.



Wel of niet dempen

Traditioneel wordt de gamelan legatissimo bespeeld. De meeste instrumenten klinken lang door en de tonen mogen doorklinken totdat de volgende toon wordt aangeslagen. Om dit te bereiken wordt de vorige toon kort na het aanslaan van de volgende toon met de andere hand gedempt, (hierdoor zijn de meeste partijen “monofoon”). 
Voor nieuwe composities is staccato spel en iedere tussenliggende gradatie echter ook goed mogelijk. Als een toon moet worden gedempt voordat de volgende toon klinkt, moet de rust tussen de twee tonen exact worden genoteerd. Als de toon mag uitklinken zolang hij van nature duurt moet dit juist niet met rusten worden uitgeschreven maar aangegeven worden met laissez vibrer. In dit geval wordt met genoteerde rusten niet de toonduur maar de maatverdeling aangegeven. Er ontstaan vaak misverstanden over de gewenste toonduur en daarom raden we aan deze precies volgens deze regels te noteren.

Een speciaal effect wordt bereikt door een toets of ketel te dempen tijdens de aanslag. Een verwant effect is om de stok te laten liggen na een slag, dit werkt vooral goed bij de ketel instrumenten zoals bonang en kethuk. Dit wordt genoteerd met een + boven de noot.

Deze regels voor door laten klinken en dempen gelden ook voor de hangende gongs, zij het dat deze instrumenten specifiek gemaakt zijn om door te klinken, waardoor dempen ervan letterlijk meer tijd kost, en dus niet zo snel kan gebeuren als bij de andere instrumenten. Hier geldt dat de grotere massa van deze gongs het dempen niet onmogelijk, maar wel moeilijker maakt. Over het algemeen geldt dat de meeste bespelingswijzes mogelijk zijn zolang rekening wordt gehouden met de bouw van ieder instrument.

Instrumentatie

Bij het componeren voor gamelan is het goed te bedenken dat deze bestaat uit een beperkt aantal instrumentenfamilies, te weten de sarons, genders, bonangs, kenongs, gongs en drums, plus enkele niet onderling verwante instrumenten zoals rebab, suling, siter en gambang, een soort xylofoon.

In de volgende pagina’s worden specifieke compositie aanwijzingen voor iedere instrumentengroep apart gegeven.